Op de ketel van een stoomlocomotief bevindt zich in een kleine ronde ‘doos’ een hoeveelheid zand. Dit wordt gebruikt wanneer de rails glad zijn door vocht, sneeuw, ijzel, bladeren om de wielen van de locomotief grip te laten houden op die gladde rails. Met name bij het vertrek van niet overdekte halteplaatsen voorkomt de machinist door zand uit de dom over de rails te strooien dat de wielen ‘doorslaan’.